Als hij kon toveren,
kwam alles voor elkaar.
Als hij kon toveren,
dan werd geen mens te zwaar
en iederen die zong er.
Als hij kon toveren, kon toveren, kon toveren, kon toveren
dan hielden alle mensen van elkaar.
Ieder huis had 100 kamers,
in elke kamer stond tv
en z'n ouders bleven eeuwig leven
en hij leefde met ze mee.
De rivier was niet van water,
maar van sinaasappelsap
en hij zou niet hoeven leren
wat hij eigenlijk niet snapt.
Z'n vriendje zou ineens begrijpen
waaro ie ruzie met 'm kreeg
en iedereen zou voor hem buigen
als hij de troon besteeg
en 's winters lag er altijd sneeuw
en was het lekker warm
en niemand werd er rijk geboren